De basis van Alquin ontstaat in 1970 als saxofonist en fluitist Ronald Ottenhoff, toetsenist Dick Franssen en zanger, saxofonist en percussionist Job Tarenskeen, allen student aan de Technische Universiteit in Delft, feestjes opluisteren met een pittige dosis rhythm & blues. Niet veel later voegen gitarist/violist Ferdinand Bakker, bassist Hein Mars en, in 1971, slagwerker Paul Weststrate zich bij de jonge formatie. De contouren van de latere band worden al enigszins zichtbaar.
Het floppen van de eerste single Sally Saddlepain, die in 1971 nog onder de naam Threshold Fear wordt uitgebracht, zal achteraf, gezien de nogal melige titel, geen verbazing wekken.
Aan het eind van dat jaar besluit de band de naam te wijzigen in Alquin, vrij naar Alcuin, het voormalige klooster en weeshuis in het historische centrum van Delft, waar de band repeteert. Het gaat dan snel. Begin 1972 treedt de band voor het eerst onder de nieuwe vlag op in de hoofdstedelijke poptempel Paradiso en zet zich daarmee meteen op de kaart. De snel aanwakkerende belangstelling levert Alquin een platencontract op bij Polydor, het label dat ook hoge ogen gooit met vaderlandse bands als Golden Earring, Supersister, Sandy Coast en Earth & Fire.
Eind 1972 verschijnt het debuutalbum Marks, dat de hoge verwachtingen ruimschoots inlost.
Eerder dat jaar was al You Always Can Change op single uitgebracht, met als b-kant de non-album track Hard Royce.
Polydor, klaarblijkelijk behept met een vooruitziende blik, brengt de LP ook maar meteen in Engeland uit, zij het met een gewijzigde hoes.
Het succes beperkt zich aanvankelijk echter tot Nederland. In 1973 roept Muziekkrant OOR Alquin uit tot trendsetter van het jaar, een compliment waardoor de band datzelfde jaar wordt beloond met een zeer overtuigend optreden op het Pinkpop-festival.
Polydor gelooft heilig in de band en stuurt de band naar Engeland voor enkele shows. Alquin neemt er met de gerenommeerde producer Derek Lawrence (o.a. Jethro Tull, Deep Purple, Wishbone Ash) ook het tweede album The Mountain Queen op.
Meer nog dan op het debuut valt op hoe Alquin eigenlijk alle genres ontstijgt. Hoewel de band nog altijd in de progressieve hoek wordt geplaatst is er ook ruimte voor invloeden uit de jazz, klassieke muziek en latin. Het album wordt uitgebracht in Nederland, Engeland en Duitsland – landen waar Alquin dan ook veelvuldig optreedt, deels samen met Golden Earring. In Frankrijk weet de band zich zelfs staande te houden als voorprogramma van The Who.
De talrijke optredens zorgen ervoor dat er pas in 1975 een nieuwe plaat in de winkels ligt. Alquin blijkt met het door Rodger Bain (o.a. Black Sabbath, Barcly James Harvest, Budgie) geproduceerde Nobody Can Wait Forever een nieuwe weg ingeslagen te zijn.
Job Tarenskeen heeft, na het vertrek van Paul Weststrate, die nog wel het leeuwendeel van het album heeft gedrumd, zich definitief over het slagwerk ontfermd. Een veel grotere impact heeft de komst van zanger Michel van Dijk, die eerder actief is in The Mads, James Mean, Les Baroques, Ekseption, Brainbox en Amsterdam. Zijn hese stemgeluid, vol met soul, geeft een nieuwe lading aan de muziek. De band zelf kiest er bovendien voor om kortere, meer puntige composities op te nemen. De recensies zijn opnieuw euforisch en nog altijd is Nobody Can Wait Forever voor veel fans het ultieme Alquin-album. Het pakkende Wheelchair Groupie met Mr. Widow als b-kant blijft weliswaar hangen in de tipparade, maar de single levert de groep wel airplay op.
Kort na het verschijnen van het album wordt Hein Mars vervangen door Jan Visser (George Baker Selection, Dizzy Man’s Band). Luidkeels wordt de hoop gekoesterd dat met dit album ook de oversteek naar Amerika kan worden gemaakt. Nobody Can Wait Forever komt er inderdaad uit, nog wel via platengigant RCA. Als US-single verschijnt Stranger als a-kant.
Er wordt ook een tournee geboekt. De koffers zijn zo’n beetje al gepakt wanneer een onheilstijding Alquin bereikt. De A&R-managers, verantwoordelijk voor het tekenen van de band, zijn vervangen en voor zolang het duurt zet de Amerikaanse platenmaatschappij alle activiteiten stil. Lokale boekers en zalen schrikken terug en er rest de band niets anders dan het hele avontuur af te blazen. Al richt de band zich met succes op de vertrouwde thuismarkt, het missen van dit belangrijke momentum gaat hen niet in de koude kleren zitten.
Toch geeft Alquin niet op. De band gaat opnieuw naar Engeland en neemt daar met Vic Smith (o.a. Joe Cocker, Cat Stevens, Rolling Stones) het vierde album Best Kept Secret op, met nu zelfs lichtvoetige funkinvloeden. Het komt uit in 1976. Als single verschijnt Fool In The Mirror met Bootlegs Ballet op de b-kant.
De recensies zijn wederom heel enthousiast en de tournee is succesvol, zoals overtuigend gedocumenteerd wordt met het live-album On Tour, dat nog datzelfde jaar het licht ziet.
De band zelf heeft echter het gevoel artistiek en commercieel te stagneren. Als Alquin er in 1977 na jaren eindelijk in slaagt om Golden Earring in de Beste Nederlandse Band-populariteitspoll van Muziekkrant OOR van de eerste plaats te stoten zien de mannen hun kans schoon om met opgeheven hoofd het strijdtoneel te verlaten. Alquin wordt opgeheven. Wel volgt dat jaar nog het verzamelalbum Crash!
Op 9 januari 1987 luistert Alquin het 10-jarig bestaan van AMPCO, het bedrijf dat ontstaan is uit de Alquin-installatie, op met een reünieconcert. Dick Schulte-Nordholt (o.a. Meteors, Time Bandits, Raggende Mannen) hanteert de bas.
Op 18 november 1995 geeft Alquin een in eerste instantie eenmalig reünieconcert in De Eland te Delft met Het bloed kruipt waar het niet kan gaan en in 1996 volgt een kleine tour.
In 2003 komt Alquin toch weer bij elkaar, in een vrijwel ongewijzigde bezetting. Enige nieuwkomer is bassist Frans Koenn (o.a. Boom Boom Mancini, Lois Lane). De comeback-shows worden enthousiast ontvangen. In september van dat jaar verschijnt One More Night, zowel op CD als op DVD, en live opgenomen in De Boerderij te Zoetermeer.
De band weigert echter louter op oude successen te teren en neemt met Walter Latupeirissa (o.a. Snowy White) op bas twee zeer geslaagde nieuwe albums op. In 2005 verschijnt Blue Planet en in 2009 Sailors And Sinners.
Alsof de tijd heeft stilgestaan tourt Alquin langs veelal uitverkochte clubs en theaters. In 2012 valt dan echter toch het doek.
Oorspronkelijke tekst: Robert Haagsma